De fundering van Stedelijke Economie
Om een juist idee te krijgen over de economische toestand van de stad Aarschot bij het instellen van de markt is het belangrijk iets af te weten van de Ambachten, die tenslotte toch de funderingen vormen van de stedelijke economie.
Het waren de ambachten die de goederen produceerden die op de markt werden verkocht. Het waren de ambachtslieden die zich daar eveneens voorzagen van grondstoffen en gereedschap. Rond 1450 waren er reeds tien georganiseerde ambachten te Aarschot.
1 De wevers
Eén van de voornaamste en oudste ambachten te Aarschot. Reeds in 1360 vaardigt de Heer van Aarschot een reglement op de draperie uit. Het ambacht krijgt gezwoornen en dekens, het meetrecht van het laken wordt aan de stad overgedragen.
De oprichting van een lakenhal wordt toegestaan. Op het einde van de XVe eeuw telde de weverambacht 18 meesters.
2 De schoenmakers
In deze ambacht waren 28 gezellen, "Tenans boutiques ouvertz". Het bestuur bestond uit twee dekens, twee keurmeesters en één ijserman.
Niemand mocht meer dan twee leerjongens in dienst nemen of op twee plaatsen tegelijk "winckel doen".
De Aarschotse schoenmakers aanvaarden dus wel het feit van de vrije markt, maar toch beschermen zij zichzelf tegen concurrentie van de "buytenghesellen".
Zij schrijven in hun stattuten dan ook nog voor dat de "Huyvetters" hun leer "wel endeloffelijk" moeten bereiden, en vooraleer zij het "optrecken" zal het door de keurmeester van de schoenmakersgilde gekeurd worden.
3 De kleermakers
De inrichting van deze ambacht verschilde niet van de vorige. Er waren rond 1460 te Aarschot negen meesters-kleermakers en meerdere knechten.
In hun stattuten waren ook bepalingen van streng-protektionische geest ingelast. Niemand mag te Aarschot "taefel noch venster houden,
hy en salierst behoerlyck preuve ghedaen hebben voer de geswoeren vanden ambacht vant ghene daer mede by den voers ambacht sal willen gheneeren".
Heel merkwaardig is ook het feit dat te Aarschot vrouwen konden "gezel" worden van de sniders-ambacht, of toch minstens halve gezel. Dit lijkt ons werkelijk een unicum in de corporatieve stadseconomie.
4 De bakkers
Er waren toen te Aarschot slechts zeven bakkers, waarvan er vijf een "open winkel" hielden Wie het ambacht wilden binnetreden moest eerst drie rijnsgulden betalen aan het ambacht en één rijnsgulden voor de Heer Van Aarschot.
In de statuten wordt ook nog bepaald dat de taverne-houders van Aarschot die dus de maaltijden verstrekten aan hun gasten, hun brood niet zelf mochten bereidenn, maar het moesten aankopen bij de leden van het ambacht. Brood mocht van buiten de stad alleen op de marktdag worden binnengebracht. Tenslotte een bepaling die wij alleen in de statuten der bakkers terugvonden:
Bij een geschil tussen twee leden van het ambacht, moest dit ter beslechting worden voorgelegd aan al de verzamelde gezellen.
5 De schrijnwerkers en meubelmakers
Deze ambacht werd te Aarschot door een twaalftal "meesters" uitgeoefend. Ze hadden ieder vier tot vijf werklieden in dienst. De leerplicht om als lid van het ambacht aanvaard te worden was twee jaren.
Hier gold eveneens de algemene voorwaarde dat de kandidaat - gezellen burgers van de stad moesten zijn.
Als er wegens omstandigheden te veel werk was mochten er vreemde ambachtslieden aangeworven worden.
Hij die op deze buitenstaanders beroep deed moest aan het Aarschotse ambacht een recht van 4 patars per dag betalen.
6 De beenhouwers
De algemene inrichting van het slagers - ambacht verschilt niet veel van de vorige ambachten.
Er waren een tiental slagers te Aarschot gevestigd in 1462. De kanidaat-beenhouwers moesten hun aanvraag doen, gedurende drie zondagen en bij aanvaarding, een inkomst recht betalen van 14 rijnsgulden.
De stage duurde twee jaar. De waarden der herbergen mogen ieder jaar maar één rundbeest en twee varkens slachten voor de consumptie. Niet leden mochten op de donderdagse markt alleen gekookt vlees, vis, haring en bakharing verkopen.
Ter bescherming van het ambacht mochten de burgers jaarlijks maar één rund slaan, te verdelen onder vier gezinnen en één schaap, varken of kalf onder twee gezinnen.
7 De cremers
Wegens het ontbreken van documentatie over deze groep door verwoesting der stad in 1489 weten wij alleen dat de gezellen inkomgeld en bijdragen dienden te betalen.
Deze groep bestond uit kruidenniers, kaarsmakers, nestelmakers en handschoenmakers. Het verderverkopen, door buitenstaanders van kruiden in het klein uit de zak was verboden.
8 De hoef- en sloten smeden
Van dit ambacht is slechts weinig bekent, omdat er geen statuten gevonden werden.
Voor de godsdienst oorlogen waren te Aarschot 4 smeden en 2 slotenmakers.
9 De metsers
Ook over deze ambacht weten we weinig. Er zouden in 1597 nog slechts drie metsers zijn. Hun statuten gingen verloren.
10 De schiptrekkers
Deze ambacht was zeer belangrijk voor de economische evolutie van het land van Aarschot.
In een tijd waarin het vervoer te water in belangrijkheid alle vormen overtrof en waarin schepen alleen op voortstuwing van zeilen, paarden- en mensenkracht waren aangewezen, vormde het ambacht der schip trekkers een voorname factor in de economie.